Als jongen woonde hij in het dorpje Putten op de Veluwe waar hij op 10 december 1925 werd geboren. Daar hielden de Duitse soldaten op 1 oktober 1944 een grote razzia. Jannes was toen achttien jaar oud …
Het verhaal vertelt welke verschrikkelijke dingen Jannes in de oorlog heeft meegemaakt. Het vertelt ook hoe het na een hele lange tijd toch nog een beetje goed kon komen. Dat Jannes zich vijftig jaar na deze oorlog pas echt bevrijd voelt.
Vlak na de oorlog wilden de mensen zijn vreselijke verhalen niet horen. Het deed hen teveel pijn, of ze konden het niet geloven of waren boos omdat hij wel was terug gekomen en hun eigen familie niet. Jannes is daardoor dichtgeklapt.
Meer dan vijftig jaar later is Jannes zijn verhaal toch nog gaan vertellen. Hij deed dat vooral graag aan leerlingen van de basisscholen. Met één belangrijk thema: Vergeven – nooit vergeten
Razzia in Putten
Ik werd op 1 oktober 1944 (na de aanslag op een Duitse officier en de represailles die hierop volgden) opgepakt samen met mijn zwager P.J. Morren op de grens van Putten en Nykerk, bij een boer onderin de bedstee in de huiskamer. Wij werden met de bajonet uit de bedstede gehaald en wij moesten toen zo’n 5 km lopen met zware mitrailleurstrommels op de schouders sjouwend, naar het dorp waar wij tegen de muur van de kerk werden gezet. Daar stonden inmiddels al 6 à 7 personen. Wij hoorden daar dat wanneer ze 11 of 12 personen hadden, deze dan gefusilleerd zouden worden. Gelukkig is het niet zover gekomen.
660 Puttenaren werden deze dag opgepakt en weggevoerd.
Concentratiekamp Amersfoort
Allen werden afgevoerd naar het concentratiekamp Amersfoort. Tijdens onze tocht naar het station moesten wij steeds op bevel gaan liggen en opstaan; daar stond de trein gereed en wij werden als vee ingeladen. In Amersfoort hebben wij de eerste paar dagen nog aardappelen moeten rooien en nooit werd er gecontroleerd, dus had ik drie aardappelen in mijn zak gestoken, hopende dat er geen controle kwam. Maar helaas werd er die avond wel gecontroleerd, dus had ik pech. Ik heb gelijk met een knuppel op mijn kop gehad en als straf heb ik 3 dagen in de “Rozentuin” gezeten. Dat is een ronde boog van prikkeldraad, zo’n 5 à 6 meter lang, alleen het laatste gedeelte was zo’n 1,5 meter lang, daar lag wat stro op de grond waar je op kon liggen en 3 maal daags kwam dan de kampbeul, “Kotella” genaamd, en dan moest je kruipend op je knieën naar voren komen en een keer of vijf zeggen: “Ik zal niet meer stelen”, dan kreeg je weer de nodige stokslagen en daarna moest je kruipend weer naar achteren en dat heeft drie dagen geduurd. Daarna moest ik weer mee naar het werk, dit was mijn eerste contact, maar ik was wel geradbraakt toen ik er weer uit kwam.
59 Puttenaren werden in Amersfoort vrij gelaten.
13 mannen sprongen onderweg naar Duitsland uit de trein en overleefden dit wonderwel.
Concentratiekamp Neuengamme
Op 12 oktober 1944 werden wij met zijn allen op transport gesteld, maar waarheen wist niemand en na veel oponthoud zijn wij op 14 oktober 1944 in het concentratiekamp Neuengamme gearriveerd. Daar werden wij door een muziekkapel ontvangen die het lied “Alte Kameraden” voor ons speelde, dit lied zal en kan ik nooit vergeten. Met knuppels werden wij de wagons uitgeslagen en naar de appèlplaats gestuurd, want er moest weer appèl gehouden worden.
Van de ruim 106.000 kampgevangenen kwamen meer dan 55.000 om.
Concentratiekamp Ladelund
Wij werden weer in veewagons geladen en kwamen aan bij het station Achtrup, en vandaar was het nog zo’n 7 à 8 km lopen naar Ladelund. Hier was het ook hard werken, veel stokslagen en weinig eten en drinken. De legering was ook zeer slecht, hier zijn veel Puttenaren overleden. Gelukkig zijn deze nog op een begraafplaats begraven door toedoen van Pastor Meyer, ze werden wel in één graf gelegd en wij wisten de namen, plaats en het land waar zij vandaan kwamen. Ik heb er ‘s nachts ook liggen te huilen van de pijn en geschreeuwd en gebeden of het a.u.b. snel voorbij kon zijn. Gelukkig was na zes weken deze HEL voorbij, want het werk was klaar, dus gingen wij weer terug naar Neuengamme met al de overlevenden, waaronder veel zieken en sommigen zijn tijdens het transport dan ook overleden.
Van de ruim 2.000 kampgevangenen kwamen meer dan 300 om.
Concentratiekamp Bergen-Belsen
Na 2 weken in de steenfabriek gewerkt te hebben zijn wij met nog zo’n 250 man op transport gesteld in veewagons naar het dodenkamp Bergen-Belsen. Hier hebben wij op de grond moeten slapen op wat verrot stro, en met 4 man onder een deken die een uur in de wind stonk, de luizen zag je zo lopen. Luchten kon je niet, dus moest je er gewoon onder gaan liggen; binnen korte tijd zat je zelf onder van die grote luizen, overal had je jeuk en wanneer je ging krabben dan had je zo een stuk of wat van die luizen te pakken. Het was verschrikkelijk. In één woord gezegd was dit echt een dodenkamp, veel medegevangenen zijn daar ook aan die toestanden bezweken. Gelukkig heb ik met hulp van Boven dit alles mogen overleven.
In Bergen-Belsen hebben zo’n 120.000 mensen gevangen gezeten.
Vlak voor de bevrijding is alle registratie vernietigd.
De Thielbek, 3 mei 1945
In de laatste week van april 1945 moesten wij, die nog waren overgebleven, met spoed op transport, want de Britten waren in aantocht, dus werden wij weer in veewagons (beestenwagons) gesmeten. Wij zijn toen via Neuengamme, waar ook gevangenen werden ingeladen, naar Lübeck gegaan waar wij in de Lübecker-bocht op diverse schepen die daar lagen, gegooid of gesmeten werden met de nodige klappen erbij. Ik heb op Thielbek gezeten samen met de heer van den Berg, ook een Puttenaar. Dit was de 3e keer dat ik hem tegenkwam: eerst in Husum, daarna in Neuengamme in de keuken en toen weer op de boot in de Lübecker-bocht. Diverse schepen zijn de haven uitgevaren en tot zinken gebracht. Ook de Thielbek waar wij op zaten, kreeg een voltreffer, zeer weinigen hebben dit overleefd. Slechts enkelen zijn door het Zweedse Rode Kruis uit het water of vanaf de kant gered, hoe het precies gegaan is, kan ik mij niet meer herinneren. Wel weet ik dat toen ik mijn ogen opende, geen militairen meer zag, alleen mensen met een Rode Kruisband om de arm, dus wij waren Godzijdank echt gered, ook de heer van den Berg was gered.
Van de 5000 gevangen op de Cap Arcona hebben zo’n 500 mensen de ramp overleefd.
Van de 2000 gevangen op de Thielbek werden zo’n 300 mensen gered.
Terugkeer naar Nederland
Toen wij in Zweden aankwamen, werden wij direct naar een ziekenhuis in het plaatsje Trelleborg gebracht om daar weer op krachten te komen. Ik woog toen nog maar 30 kg en ik was toen 19 jaar, in het begin werden wij met hele kleine beetjes gevoerd, want als het te snel zou gaan, dan overleefde je het ook niet, dus het moest rustig aan opgevoerd worden. Ze hebben ons daar goed verwend. Na vier of vijf weken werden wij naar een herstellingsoord of opvanghuis gebracht om verder aan te sterken, het plaatsje heette Rädsbrün, ongeveer 25 of 30 km vanaf Trelleborg. Eind augustus, begin september 1945 zijn wij allemaal afgeladen met koffers volgepropt met kleding naar Nederland vertrokken. Toen was mijn gewicht weer zo’n 65 kg.
Er vielen 23.000 militaire slachtoffers en 112.000 burgerslachtoffers in Nederland.
Thuiskomst in Putten
Toen ik in Putten arriveerde en weer thuis kwam, zag ik dat alles nog bij het oude was, dus ik was dolgelukkig. Vele dagen nadat ik was thuisgekomen heb ik vele vragen met nee en sommige met ja moeten beantwoorden, dat was voor mij een hele zware tijd. Dit ging zover dat ik voor leugenaar werd uitgemaakt, want een andere teruggekeerde die al eerder thuis was, had degene die ik zei dat hij was overleden, nog in een ander kamp gezien. Vanaf dat moment ben ik dichtgeklapt en liet mij toen ook aan niemand meer zien, dit hoefde voor mij niet meer.
8 mensen werden tijdens de razzia doodgeschoten.
5 mannen overleden kort nadat zij naar huis terug waren gekeerd.
Van de 600 weggevoerde Puttenaren keerden er na de oorlog slechts 48 terug.
De razzia van Putten kostte zo uiteindelijk 553 onschuldige Puttenaren het leven.